Opdracht 7: gedichtanalyse
Voorstelling dichter

Mark Boog is een Nederlandse dichter uit Utrecht. Hij is geboren in 1970 en publieerde al verschillende dichtbundels en romans. Belangrijke dichtbundels die hij publiceerde zijn onder andere: Alsof er iets gebeurt (zijn poëziedebuut dat uitkwam in 2000 en waarvoor hij de C. Buddingh’-prijs ontving in 2001), De encyclopedie van de grote woorden (dat uikwam in 2005 en waarmee hij de VSB-poëzieprijs verdiende in 2006) en Zo helder zagen we het zelden (dat uitkwam in 2002 en genomineerd werd voor de J.C. Bloemprijs). Veel voorkomende thema’s waarover hij filosofeert en redeneert in zijn werk zijn onder andere: geluk, het leven en de tijd.
Bespreking gedicht
Geluk
Het geluk is overkomelijk. Men plaatst het
in een vitrine en gaat aan het werk.
Wie ernaar vraagt krijgt het te zien,
onder weloverwogen commentaar.
Het is gebruikelijk om ’s avonds achterover
te zitten en het geluk, zoals dat beschaafd
verlicht tentoongesteld staat, te beschouwen.
Men stoot de deelgenoot erover aan.
Die knikt of zegt heel zachtjes: ‘Ja.’
In hoeverre het geluk ons bepaalt
is niet eens een vraag: totaal. Wij zijn niets
dan ons geluk, en het geluk is waar wij zijn.
Slechts tijdens het afnemen van de glasplaat
slaan we soms de ogen neer. De vochtige
doek hangt slap in onze handen. Zo mooi.
Uit: De encyclopedie van de grote woorden (2005)
Analyse
In deze tekst analyseer ik het gedicht Geluk van Mark Boog. Ik bespreek volgende onderdelen telkens in één alinea: de titel; het lyrisch ik; het thema; vorm, vers en strofebouw; beeldspraak, stijlfiguren en symbolen; het rijm en de klank en ritme en metrum.
Geluk geeft het thema van het gedicht weer. Dit is overigens zo bij alle gedichten uit de bundel De encyclopedie van de grote woorden. Het is namelijk zo dat Boog in deze gedichtenbundel een heel aantal grote woorden (zoals geluk, liefde, zonde, trouw, dood...) op alfabetische wijze rangschikt en voor elk woord een gedicht aanbiedt waarin er gefilosofeerd wordt over het begrip. Het gedicht staat dus rechtstreeks in verband met de titel.
Na de titel bespreek ik nu het lyrisch ik in dit gedicht. In Geluk is het lyrisch ik in de twee eerste strofen erg verschillend van die in de twee laatste strofen. In het eerste geval is er een niet uitgesproken ik-figuur aanwezig die zich distantiëert van waarover hij spreekt. Het draait hier enkel om het thema. In de laatste twee strofen spreekt het lyrisch-ik opeens over ‘ons’ en ‘wij’ (in tegenstelling tot ‘men’ en ‘de deelgenoot’ in de tweede strofe). Op deze manier wordt je als lezer opeens betrokken bij het gedicht en wordt er dus een andere sfeer gecreëerd.
Zoals eerder al vermeld is het thema van het gedicht (net als de titel) geluk. Het thema wordt vanop een afstand bekeken, letterlijk in een etalage geplaatst. In de tweede strofe wordt geluk beschreven als iets huiselijks, waarvan je na de dagelijkse bezigheden van kan genieten. Toch blijft het hier ver weg, het wordt nog steeds ‘beschouwd’ en niet ‘ervaren’. De derde strofe valt uit de toon van het afstandelijke. Opeens is het geluk iets dat ons compleet bepaalt en iets zonder wat je niet kan leven. In de laatste strofe plaatst Boog het geluk toch terug in de virtine en blijft het dus onbereikbaar.
Het derde aspect dat ik bespreek is de vorm van het gedicht. Op het eerst zicht lijkt het gedicht de opbouw van een sonnet te hebben. Zelfs de volta is aanwezig. Deze is vooral terug te vinden in het verschil van lyrisch ik. Voor de volta neemt deze afstand van het thema, erna is hij er opeens volledig bij betrokken en spreekt hij over ‘wij’, waardoor zelfs de lezer zich aangesproken voelt. Toch zijn er twee zaken die niet aan de vorm van een sonnet voldoen. Ten eerste is dat de strofebouw. Een normaal sonnet bestaat uit twee kwatrijnen en twee terzinen. Dit gedicht voldoet hier bijna aan maar heeft één vers te veel bij de tweede strofe. Daarnaast is er het rijmschema. Een normaal rijmschema voor een sonnet is abba abba cdc dcd. Andere rijmschema’s kunnen ook voorkomen bij sonnetten maar bij Geluk ontbreekt rjim in zijn geheel. Ik zou dit gedicht dus omschrijven als Boogs eigen interpretatie van een sonnet.
Hier bespreek ik de beelspraak, stijlfiguren en symbolen. Het meest gebruikte stijlfiguur is het enjambement. Het lijkt hier vooral gebruikt om de lezer sommige verzen in één adem te laten lezen en minder om de nadruk te leggen op sommige woorden. Ook de retorische vraag wordt een keer gebruikt in het fragment: ‘In hoeverre het geluk ons bepaalt is niet eens een vraag: totaal.’ Door dit stijlfiguur wordt de betekenis extra benadrukt. Als we dan kijken naar de beeldspraak is er één symbool dat het gedicht volledig beheerst en betekenis geeft: het geluk dat in de vitrinekast geplaatst wordt. De betekenis hiervan werd eerder al besproken.
Over de rijm en de klank is bij dit gedicht niet erg veel te zeggen. Het is namelijk rijmloos. Bij een paar verzen is er echter wel een mooi klankenspel terug te vinden, zoals deze: ‘onder weloverwogen commentaar.’ Deze assonantie maakt dit een mooi vers om te lezen.
Ten laatste bekijk ik het ritme en het metrum van het gedicht. Een vaste versvoet vond ik niet terug. Wel heeft het gedicht een redelijk snel ritme. Door de vele enjambementen lees je namelijk snel door naar de volgende verzen. Hierdoor wordt een vlotheid gecreëerd waardoor je met momenten door het gedicht loopt en het meerdere malen moet lezen voor je iets begrijpt van de betekenis.
Een conclusie schrijven over dit gedicht lijkt me erg moeilijk omdat er zo veel verschillende aspecten in aanwezig zijn. Daarom sluit ik af met een citaat van Mark Boog. Ik vind het citaat toepasselijk op deze analyse omdat het thema van het gedicht: geluk, ook erg onbereikbaar lijkt in dit gedicht.
“In de poëzie is - voor mij - iets te halen dat elders onbereikbaar is. Wat dat is, daar ben ik nog niet achter, omdat ik er nog ver van weg ben.” (Boog, 2006)
Bronnenlijst
Auteurspagina Mark Boog. (n.d.) Geraadpleegd op 8 januari 2015 van Uitgeverij Cossee:
https://www.uitgeverijcossee.nl/auteur/Mark-Boog-A23.php
Boog, M. (n.d.) De encyclopedie van de grote woorden. Geraadpleegd op 8 januari 2015, van www.markboog.nl:
https://boogblog.wordpress.com/boeken/de-encyclopedie-van-de-grote-woorden/
Boog, M. (2010) Er moet sprake zijn van een misverstand. Amsterdam: Cossee.
Daan, T. (2006) Mark Boog. Geraadpleegd op 8 januari 2015, van Poetry International Rotterdam:
https://www.poetryinternationalweb.net/pi/site/poet/item/4027/6/Mark-Boog
Hogeweij, A. (2013) Maar zingend – Mark Boog. Geraadpleegd op 8 januari 2015, van Literair Nederland:
https://www.literairnederland.nl/2013/03/07/maar-zingend-mark-boog/
van Adrichem, A. (2006) Interview met Mark Boog. Geraadpleegd op 8 januari 2015, van De contrabas:
https://www.decontrabas.com/dekleinezaal/2006/05/interview_met_m.html